Generaal Ahmed Dlimi couppleger of slachtoffer van seksschandaal?

Amazigh Informatie Centrum
9 min readApr 12, 2018

--

Ahmed Dlimi, Photo: Maroc Hebdo

Door: Redactie Amazigh Informatie Centrum

Ahmed Dlimi maakte carrière in het Marokkaanse leger. Dit jonge leger ook wel Forces Armées Royales, genoemd, werd op 14 mei 1956 officieel opgericht. De naam Dlimi is even berucht als dat van het leger waar hij in diende. Beiden worden gekenmerkt door willekeur, corruptie, machtsmisbruik en geweld. Het bewind en het leger zijn nog aan de macht, Ahmed Dlimi niet. Zijn carrière eindigde zoals die was verlopen met geweld en omringd door schandalen.

De krijgsmacht bestond in de tijd dat Dlimi ‘s carrière startte grotendeels uit soldaten die in het Franse en Spaanse koloniale legers hadden gediend. Bekende hoge officieren van dit leger waren de generaals Kettani Ben Hamou (1910–1965) en Mohamed Ben Mizzian Al Kassem (1897–1975). Hun loopbaan begon in de koloniale legers en zij waren de eerste Marokkanen die tot de rang van generaal werden gepromoveerd.

De eerste wapenfeiten van dit leger waren het bloedig en gewelddadig neerslaan van volksprotesten zowel in eigen land als in Algerije. Berucht is het neerslaan van het volksverzet in de Rif in 1958 en 1959. De machthebbers en het leger deinsden er niet voor terug om gifgas en napalm in te zetten tegen ongewapende burgers. In 1963 vocht en verloor het een grensconflict met buurland Algerije, de zogeheten Zand Oorlog. En in 1975 raakte Marokko betrokken in de langdurige Westelijke Sahara Oorlog.

Datzelfde leger werd in 1984 tegen de betogers in de Rif ingezet, die vreedzaam demonstreerden tegen prijsverhogingen van belangrijke levensmiddelen. Er vielen vele doden en gewonden.

In 1972 na de tweede militaire couppoging, riep Hassan II, zijn belangrijkste legerofficieren bijeen en gaf ze de volgende boodschap mee: ‘Als ik jullie een goede raad mag geven, dan adviseer ik jullie om afstand te nemen van de politieke zaken en je meer te focussen op geld verdienen’. Waarmee hij de corruptie binnen het leger introduceerde en tegelijk een reorganisatie doorvoerde waarbij de functies van minister van defensie en stafchef van de strijdkrachten werden afgeschaft. Officier Ahmed Dlimi woonde deze meeting bij.

Links Koning Hassan II, rechts kolonel Ahmed Dlimi, Parijs 1963. Photo: Getty Images

Verdwijning van Ben Barka

Ahmed Dlimi is geboren in 1931 te Sidi Kacem, in een gezin dat afstamt van de Oulad Dlim clan uit de Westelijke Sahara. Deze clanleden deden al sinds mensenheugenis dienst in de legers van de Marokkaanse sultans. De vader van Lahcen Dlimi was vertaler voor de Franse bezetter ten tijde van het protectoraat.

Dlimi studeerde aan de Franse officiersschool Dar el Beida in Meknes en werd daar in 1953 luitenant. In 1958, na een stage in Frankrijk, huwde hij de dochter van de Marokkaanse minister van Binnenlandse Zaken en vriend van koning Mohamed V, Messaoud Chiguer.

Nadat haar vader uit zijn ministerspost werd ontheven scheidde hij van haar. Dlimi hertrouwde in hetzelfde jaar met Zahra Bouselham, een dochter van een familie die nauwe betrekkingen had met de Oufkirs.

In zijn functie als legerofficier was hij betrokken bij het gewelddadig neerslaan van het volksprotest in de Rif eind 1958 begin 1959. Vervolgens werkte hij kortstondig voor de militaire inlichtingendienst. Daarna werd hij benoemd tot hoofd van CAB-1, de Marokkaanse binnenlandse geheime dienst, voorganger van de huidige DGST Direction Général de Surveillance du Territoire.

En als adjunct directeur van de politie werd Dlimi door de Franse autoriteiten in hechtenis genomen wegens betrokkenheid bij de verdwijning van Ben Barka op 29 oktober 1965 in Parijs. Mehdi Ben Barka was oppositieleider en opponent van Koning Hassan II. Na een voorlopige hechtenis in de Parijse gevangenis La Santé werd Dlimi vrijgesproken. Kort daarop, in 1967, promoveerde Hassan II Dlimi tot de rang van kolonel.

Coup d’état

Kolonel Dlimi werd in 1970 tot algemeen directeur van de politie benoemd, onder leiding van de minister van Binnenlandse Zaken, generaal Oufkir. Vervolgens kreeg Dlimi de functie van directeur van Koninklijke Adjudanten. Zo werkte de kolonel zich op tot een belangrijke veiligheidsadviseur van Hassan II.

De naam van Dlimi stond tijdens de mislukte coup van 10 juli 1971 in Skhirat op de dodenlijst van de coupplegers. Hij ontkwam op het nippertje aan de dood doordat hij samen met een kleine entourage van Hassan II zich schuilhield en ontsnapte aan de coupplegers.

Tijdens de tweede coup d’état op 16 augustus 1972 was hij samen met Koning Hassan II aan boord van het vliegtuig dat door straaljagers van het Marokkaanse leger werd beschoten. Na de noodlanding op het vliegveld van Rabat-Sale wist hij Hassan II en zichzelf in veiligheid te brengen, door snel het toestel met een wapen in de aanslag te verlaten. Dlimi wilde de commandant van de Marokkaanse luchtmacht, kolonel Hassan Lyoussi, per direct liquideren. Hassan II weerhield hem daarvan omdat hij de plannen rond deze coup uit kolonel Lyoussi los wilde krijgen.

Dlimi zag kans om op de coupplegers wraak te nemen door als magistraat op te treden van de militaire rechtbank tijdens het proces tegen Oufkir en zijn medecoupplegers.

Contraspionagedienst

Door zijn rol tijdens en na de twee mislukte staatsgrepen wist Dlimi zijn invloed en macht te vergroten. Er waren immers weinig vertrouwelingen meer van Hassan II. De mensen rond Oufkir waren geëxecuteerd of in de gevangenis beland. Dlimi was aanwezig bij de liquidatie van Oufkir in het paleis van Hassan II te Skhirat. Dlimi zou samen met generaal Hafid Alalui op Oufkir hebben geschoten, waarna Koning Hassan II hem het genadeschot gaf.

De kolonel Dlimi hervormde de inlichtingendiensten en creëerde in 1973 de huidige contraspionage & buitenlandse veiligheidsdienst, de DGED (Direction Générale des Etudes et de la Documentation), waarover hij de leiding kreeg.

Ahmed Dlimi. Photo: Maroc Hebdo

Na twee couppogingen bevroor Hassan II de promotie van zijn legerofficieren. Dlimi werd hiervan uitgezonderd en werd tot generaal bevorderd, in 1975 werd Dlimi benoemd tot de Commandant van de Zuidelijke Militaire Zone, van het zogenaamde ‘Sahara leger’, het leger dat oorlog voerde tegen Polisario. Zo kreeg Dlimi de leiding over ongeveer 75% van het Marokkaanse leger.

Rijke generaal

Dlimi behoorde tot de rijkste zakenmensen in Marokko en bezat veel bedrijven. In zaken doen volgde hij het voorbeeld van de CIA: bedrijven opzetten om de organisatie van extra en onzichtbare inkomsten te voorzien. Dlimi deed het ook op die manier en hij profiteerde persoonlijk van de winst van de bedrijven die hij opzette.

Hij was de eerste die een Adidas-vestiging in Marokko opende. Dit bedrijf liet hij inschrijven onder de naam van een ex-legerofficier en politicus, kolonel Abdellah Kadiri (1937–2019). De laatste liet in een interview weten: ‘Dlimi vertelde me dat je in het Marokko van Hassan II nooit van iets zeker bent, vandaag ben ik generaal en wat ik morgen ben weet ik niet. Dit bedrijf (Adidas) is een verzekering voor mijn kinderen’.

Verkeersongeluk of liquidatie?

Begrafenis van generaal Ahmed Dlimi op 27 januari 1983 in Rabat, Marokko. Photo: Getty Images

De Marokkaanse staatsmedia maakte op 25 januari 1983 melding van de dood van Dlimi. Zijn auto zou frontaal met een vrachtwagen in botsing zijn gekomen en dit verkeersongeval had hij niet overleefd. Hij was onderweg naar huis na een bezoek bij de koning in Marrakech. Volgens inwoners van Marrakech wordt gezegd dat Dlimi’s auto door explosieven zou zijn getroffen.

Niemand heeft het stoffelijke overschot meer gezien, zelfs zijn gezin en familie niet, omdat de kist onmiddellijk werd verzegeld.

De betrokken vrachtwagen is later teruggevonden, maar van de chauffeur ontbrak ieder spoor. De vrachtwagen zou gestolen zijn. Dit ongeluk kan toeval zijn, maar bij hooggeplaatste slachtoffers en zeker een naaste medewerker van de koning roept een dergelijk ongeluk vragen op.

Volgens Ahmed Rami (1946), voormalig adjudant van Oufkir, nu woonachtig in Zweden en inmiddels radicaal islamiet, was generaal Dlimi van plan een coup tegen de koning te plegen.

Dit was Hassan II ter ore gekomen en hij gaf opdracht de generaal om te brengen. De internationale media zoals Le Monde, namen het verhaal van Rami over. Ook Gilles Perrault, de auteur van het boek ‘Een bevriend staatshoofd, Hassan II van Marokko, absoluut monarch’ (1990), besteedde een hoofdstuk aan Dlimi en zijn dood, inclusief de versie van Rami.

Seksfoto’s als motief voor aanslag

Een heel andere versie is te vinden het boek ‘Les officiers de Sa Majesté: Les Dérives des Généraux Marocains 1956–2006’ (De officieren van Zijne Majesteit: de driften van de Marokkaanse generaals 1956–2006) van commandant Mahjoub Tobji (1942), de voormalige adjudant van Dlimi.

Links Ahmed Dlimi, midden Mahjoub Tobji. Photo: Internet

Daarin is te lezen dat generaal Dlimi overal ‘oren en ogen’ in Marokko had als man van de inlichtingendienst, zelfs in de paleizen van Hassan II.

Zo kwam Dlimi erachter dat Mohamed Médiouri (1938), hoofd van het Département de Protection Royale (hoofd van Hassan II bodyguards unit), een seksuele relatie had met de echtgenote van de koning, Latifa Amahzoune (1946). Dlimi zou de koning hiervan op de hoogte hebben gebracht en daarmee zijn eigen doodvonnis hebben getekend. In het Marokko van Hassan II mocht men zulke kennis niet hebben en zeker niet doorvertellen, zelfs niet aan de koning.

Zo zou Dlimi zelfs over foto’s beschikken van Médiouri en Latifa samen in bed. Hij zou Médiouri hiermee hebben gechanteerd, die vervolgens hulp zou hebben gezocht bij Dlimi’s rivaal generaal Housni Benslimane (1935), de commandant van de Koninklijke gendarmerie. Hij en Dlimi waren verwikkeld in een machtsstrijd. Kolonel Benslimane zag zijn kans schoon om zijn machtige rivaal te neutraliseren. Hij zou vervolgens groen licht van de koning hebben gekregen om een eind te maken aan het leven van de generaal.

Hicham Dlimi, een neef van de generaal, bracht in januari 2011 weer een andere versie naar buiten. In een interview met het Franse weekblad Valeurs Actuelles liet hij het volgende weten:

Dlimi was zeer dienstbaar aan de koning en daardoor werd zo zijn beste vertrouweling. Een ja of nee van de koning kon men alleen verkrijgen via Dlimi.

Op de dag van zijn dood was hij op bezoek bij een vriend in Rabat. Deze vriend zou Dlimi hebben gewaarschuwd voor de minister van de Binnenlandse Zaken, Driss Basri (1938–2007). Na zijn bezoek ging hij naar zijn huis in de villawijk Palmeraie in Marrakech, bij aankomst werd hij door de koning ontboden in het paleis aldaar.

Links Ahmed Dlimi rechts Driss Basri. Photo: Maroc Hebdo

Daar zou de koning hem allerlei verwijten hebben gemaakt. Dlimi zou hebben geprobeerd deze verwijten te weerleggen en de koning duidelijk te maken wie deze geruchten en verwijten verspreidden, namelijk directeur van Hassan’s protocol generaal Hafid el Alaoui (1910–1989), Driss Basri, Ahmed Réda Guédira (1922–1995), (een adviseur van de koning) en Mohamed Médiouri.

Na dit onderhoud, keerde Dlimi terug naar huis. Vlak bij zijn huis zou een kleine vrachtwagen de weg hebben versperd. Dlimi zou met zijn chauffeur, beide zwaarbewapend in een gepantserde Mercedes hebben gereden.

Toen de chauffeur van Dlimi achteruit probeerde te rijden werd die kant van de weg versperd door een Audi. Toen er vanuit deze auto werd geschoten op het gepantserde voertuig had dit geen effect. Dlimi en zijn chauffeur zouden hebben teruggeschoten en deze eerste aanval hebben weten te doorstaan.

De tweede aanval van een andere groep hebben zij niet weten af te slaan en Dlimi en zijn chauffeur vonden de dood. Het lichaam van Dlimi werd onder de vrachtwagen gelegd en die van de chauffeur in de Mercedes in brand gestoken. De tuinman van Dlimi en de imam die zijn stoffelijk overschot heeft gewassen, zijn vermoord. Een bevriend militair die het stoffelijk overschot heeft gezien vóórdat de kist verzegeld werd, zou tegen de neef van de generaal hebben dat zijn lichaam doorzeefd was door kogels.

De ene zijn dood is de ander zijn brood

De functies die Dlimi vervuld zijn later verdeeld tussen de drie militairen: Kolonel-majoor Abdelaziz Bennani (1935–2015) werd commandant van de Zuidelijke Sector; Kolonel-majoor Mohammed Cherkaoui (1922–2002) werd directeur van het Kabinet van de Koninklijke Adjudanten en kolonel Abdelhaq Kadiri (1934–2017) werd directeur-generaal van de contraspionagedienst DGED.

In diverse dossiers over mensenrechtenschendingen in Marokko en in getuigenissen van slachtoffers wordt de naam van generaal Dlimi herhaaldelijk genoemd. Hij zou persoonlijk de tegenstanders van Hassan II hebben gefolterd en mishandeld, maar tot een rechtszaak is het nooit gekomen, zelfs zijn eigen dood is niet onderzocht. De familie van generaal Dlimi sprak niet in het openbaar over de doodsoorzaak, wellicht is dit de reden dat ze geen last van represailles hebben zoals wel het geval was bij de familie Oufkir.

--

--

Amazigh Informatie Centrum

Amazigh Informatie Centrum (AIC) houdt zich bezig met het vertalen van items oa over de Rif (Marokko). Onderwerpen oa geschiedenis, cultuur en mensenrechten