Verzet tegen het Marokkaans kolonialisme in de Rif: 1958 / 1959

Amazigh Informatie Centrum
12 min readJan 1, 2021
Abdelkrim el Khattabi, foto: internet

De Rif was altijd een onafhankelijk en autonoom gebied ondanks het feit dat een deel werd bezet. In dit gebied heeft men zich dan ook herhaaldelijk en heftig verzet tegen verschillende bezetters, zoals Portugal, Spanje en de sultans van Fes en Marrakech.
Door de Riffijnen zijn in de loop der tijd verschillende soevereine staten gesticht zoals de staat van Nekour en de staat van Amejjaou.
Wellicht is de laatste staat die zij gesticht hebben de ‘Arifublik’ geïnspireerd door het ontstaan van de Franse republiek na het ten val brengen van het koningshuis, aldaar. Misschien vormde dit de reden om in opstand te komen tegen het ‘Emiraten systeem’ en naar Europees voorbeeld (waar de Riffijnen altijd al veel contact mee onderhielden) een eigen staatsvorm tot stand te brengen: de Arifublik.

Toen Spanje begin vorige eeuw een poging ondernam om de Rif te bezetten, stuitte dat op hevig verzet van de Riffijnen. De Spanjaarden hadden en aantal nederlagen te incasseren uitmondend in de finale nederlaag bij de veldslag van Anoual, die daardoor een belangrijke rol speelde bij de oprichting van Rif republiek in 1921.

Concept Riffijns bankbiljet, foto: internet

Op 18 september 1921 werd onder leiding van Mohammed Abdelkrim al Khattabi (1882–1963), de Riffijnse staat uitgeroepen. Een staat met eigen regering, parlement, volkslied, munteenheid, leger etc.
De Europese koloniale mogendheden zagen in deze jonge staat een bedreiging omdat het uitroepen van een onafhankelijke staat door de Riffijnen door andere bezette volkeren als voorbeeld gezien kon worden en zoals inspiratiebron kon dienen.
Om die reden vormde Spanje, ‘Marokko’, de VS, Duitsland en Frankrijk een internationale coalitie. De VS leverde piloten (huurlingen), Duitsland leverde gifgas en Frankrijk stuurde samen met Spanje zo’n half miljoen soldaten naar de Rif.
Tijdens deze oorlog die duurde van 1921 tot 1927 deinsde deze coalitie er niet voor terug om gifgas in te zetten tegen ongewapende burgers. Daarop richtte de president van de Rif, Mohammed Abdel Krim el Khattabi, zich tot de internationale gemeenschap, maar uit deze hoek kwam geen enkele reactie.
Daarom zag hij zich gedwongen om zich in 1926 over te geven aan Frankrijk, die hem vervolgens naar Reunion, een eiland in de Indische Oceaan, verbande. De Rif viel grotendeels onder Spaans en voor een deel onder Frans bestuur. In 1956 werd de Rif overgedragen aan Marokko.

Khalid Bouyaala, screenschot facebookpagina: Arif s Tiṭṭawin n Irifiyen

De vestiging van het Marokkaanse gezag in de Rif creëerde spanningen onder de Riffijnen. Dit werd veroorzaakt doordat men Riffijnse functionarissen verving door nieuwe Marokkaans ambtenaren die zich feodaal gedroegen.
Dit mondde uiteindelijk uit in de Volksopstand van 1958 en 1959.
Deze opstand werd meedogenloos neergeslagen, waarbij het Marokkaanse gezag massamoorden, verkrachtingen en het vernielen van de gewassen niet schuwde. Over deze misdaden tegen de menselijkheid, volgt een transcriptie van een weblezing in het Tarifit, gegeven in 2019 door de Riffijnse taalkundig Khalid Bouyaala, bewerkt en vertaald door de redactie van Amazigh Informatie Centrum.

Bij de Riffijnen staat deze opstand bekend onder meerdere namen zoals; Asgwas Iqebban (het jaar van de helmen) of Asgwas n Tfadist (het jaar van mastiekboom) en de Marokkaanse onderzoeker en historicus Zaki M’Barek (1940–2019) noemt het Intifadat Al jalaa de ‘evacuatie opstand’.

De economische situatie in de Rif na de Marokkaanse onafhankelijkheid was slecht. De Rif leefde van de traditionele landbouw en is daarom afhankelijk van regenval. Na 1956 brak er in de Rif een periode van droogte aan die twee jaar duurde. Was dit al desastreus, daarbovenop stopte de inkomsten uit seizoensarbeid. De onafhankelijkheidsoorlog van 1954 in Algerije belette vele Riffijnen voor hun broodwinning daarnaartoe af te reizen.
Zo verdiepte het Algerijnse verzet tegen Frankrijk die het land als sinds 1830 bezet hield tevens de economische crisis in de Rif.

Zoals eerder vermeld verving de Marokkaanse overheid de ambtenaren uit de koloniale tijd. Deze ‘Marokkaanse’ functionarissen waren echter slecht op de hoogte van de situatie in de Rif. Zo had men zich niet gerealiseerd dat de Riffijnen geen Arabisch en/of Frans spraken, maar hun eigen taal en/of als men beter opgeleid was Spaans, want dat werd gebezigd door de toen aanwezige koloniale machthebbers en die waren plotseling buitenspel gezet.
Daarnaast gedroegen deze ambtenaren zich arrogant tegenover de Riffijnen. Zo kon het zijn dat een man met zijn moeder, vrouw, zus of dochter naar een gemeentehuis ging voor een administratieve handeling, dan werd van hem geëist (vaak in een voor hem onbegrijpelijke taal) dat de vrouwen hun hoofddoek moesten afleggen. Dit wordt in de Rif opgevat als provocatie.
Een ander probleem is dat het Spaanse geld de Peseta werd vervangen door de Franse munteenheid de Franc, waardoor het Spaanse geld waarover de Riffijnen beschikten plots niet meer waard was. En bovendien legden de Marokkanen belastingen op aan de Riffijnen, bijvoorbeeld wie vruchtbare bomen heeft zoals vijgenbomen telden ze op en er werd belastingen over gerekend, hetzelfde geldt voor dieren zoals schapen en koeien.
Dus door dit alles was er geen levensperspectief meer voor de Riffijnen in hun eigen land en leidde ertoe dat de Riffijnen in opstand kwamen tegen Marokkaanse ambtenaren, waarbij ze hun rechten opeisten.

ALN parade in Nador rond 1955, foto: mondeberbere.com

Maar niet alleen de economische situatie dwong de Riffijnen tot opstand. Ook de politieke situatie heeft tot de protesten en verzet geleid.
Indertijd was de Istiqlal, van Ahmed Balafrej, Allal al Fassi en Mehdi Ben Barka de grootste partij. Deze partij streefde een eenpartijstelsel na, zoals in Tunesië. Maar in die tijd waren er meerdere politieke actoren actief. Zoals de partij van Choura & Istqlal, van het paleis zelf, het bevrijdingsleger ALN, Frankrijk, Spanje en Mohammed Abdelkrim el Khattabi.

Dit was de tijd van de onderhandelingen met Frankrijk over de ‘onafhankelijkheid van Marokko’. Maar ook de tijd dat de ALN onder leiding van Abbas Messaadi (1925–1956) vlak na de start van deze onderhandelingen een gewapende strijd voerde tegen de bezetters in de Rif. De ALN was gelieerd aan de Riffijnse president in ballingschap Mohammed Abdelkrim el Khattabi. Die verklaarde dat de strijd tegen de kolonisatie in Noord-Afrika door zal gaan totdat alle soldaten van de bezetters uit de Maghreb landen zijn vertrokken.
Dit verontrustte de Franse machthebbers want zij vreesden dat bij de onafhankelijkheid van Marokko de ALN zijn gewapende strijd zou voortzetten in Algerije, zij streefden immers naar een geheel onafhankelijke Maghreb.

Om die reden deelde de sultan van Marokko, Mohammed V (1909–1961) Frankrijk mee, dat hij zeggenschap heeft over de ALN. Daarnaast wilde de Istiqlal partij de ALN in zijn partij opnemen om zo de macht van ALN in te kapselen.

Abbas Messaadi, foto: mondeberbere.com

De leider van ALN, Abbas Messaadi, werd vermoord op 27 juli 1956, volgens het koninklijk paleis is hij in opdracht van Mehdi Ben Barka (1920–1965) om het leven gebracht. Aan de ALN werd een voorstel gedaan: integreren in het Marokkaanse leger FAR, of aansluiten bij het verzet tegen de Spaanse troepen in het zuiden van Marokko, of strijden tegen Franse troepen in Algerije. Ongeveer 5 000 ALN-strijders hebben zich aangesloten bij FAR, en een deel sloot zich aan bij het verzet in het zuiden van Marokko. Zij werden vernietigd in een gezamenlijk Spaanse en Franse militaire operatie genaamde Ouragan / Écouvillon.

De sultan voelde zich bedreigd door de ALN en door de Istiqlal partij. De laatste kreeg te veel macht. En zo ontstond de gedachte de twee tegen elkaar uit te spelen. Eerst werd er om evenwicht te creëren in de politiek arena een nieuwe politiek partij opgericht: het Mouvement Populaire (MP) de uitvoering liet hij over aan een voormalig officier uit het Franse leger Mahjoubi Aherdan (1921–2020) en de arts Abdelkrim al Khatib (1921–2008). Deze twee figuren besloten om op de gevoelens van de Riffijnen in te spelen, die zich in een uitzichtloze situatie bevonden. Zij namen het initiatief om Abbas Messaadi die in Fes was begraven, in 1958 her te begraven in zijn geboortegrond, in Ajdir (Izennayen), hij kwam echter uit Ayt Atta, maar dat terzijde.

Links: Mahjoubi Aherdan, rechts: Abdelkrim al Khatib, foto: RT

De regerende Istiqlal partij keerde zich tegen deze herbegrafenis. Waarop de woede zich op de Marokkaanse regering richtte die de herbegrafenis van hun verzetsheld wilde beletten. Uiteraard was de actie van Mahjoubi Aherdan en Abdelkrim al Khatib niet geboren uit liefde voor de Riffijnen, zij wilden tweespalt creëren tussen hun twee opponenten en dat lukte. De Riffijnen staken de kantoren van Istiqlal in brand, waarmee de actie van de agitators Mahjoubi Aherdan en Abdelkrim al Khatib was gelukt.

Daarmee is de opstand in de Rif een feit. De crisis in de Rif is door anderen aangegrepen om hun politieke doelen na te streven. Na de vrijlating van Mohammed Mmis n Rhaj Sellam Amezian (1925–1995) uit de gevangenis, werd hij bezocht door Riffijnen die klaagden over de crisis, de tirannie van de Istiqlal partij en hem advies vroegen.

Mohammed Mmis n Rhaj Sellam Amezian, foto: courrierdurif.com

Hij verklaard dat hij alles in het werk heeft gesteld om hen te weerhouden van een gewapende strijd, want daartoe beschikten zij niet over wapens, deze crisis moest met gezond verstand opgelost worden.
Daartoe werd een comité samengesteld dat de onderhandelingen moest gaan voeren. Dit comité bestond uit: Mohammed Mmis n Rhaj Sellam Amezian, een oom van hem Muhand Amezian, zoon van Abdelkrim Khattabi, Rachid Khattabi en een paar verzetsstrijders die samen met Abdelkrim oorlog voerden tegen de bezetters. En er is een eisenpakket opgesteld, de zoon van Mohammed Mmis n Rhaj Sellam Amezian spreekt over 17 eisen, terwijl de antropoloog David Montgomery Hart (1927–2001) spreekt over 18 eisen.
Zo eisten zij bijvoorbeeld dat alle buitenlandse legers uit de Rif moesten vertrekken, Abdelkrim el Khattabi naar de Rif moest terugkeren. Alle politieke partijen opgeheven moesten worden om een nationale regering te vormen, vrijlating van alle gevangenen en een versnelling van de arabisering. Mohammed Mmis n Rhaj Sellam Amezian zegt dat ze door koning Mohammed V zijn ontvangen en dat deze beloofde de eisen in te willigen. Hij zegt zelfs dat een paar eisen daadwerkelijk ingewilligd zijn. Volgens de zoon van Mohammed Mmis n Rhaj Sellam Amezian heeft Ben Barka de koning op andere gedachten gebracht. Hij vertelde hem dat de Riffijnen op onafhankelijkheid uit waren. Tegelijkertijd hebben de Riffijnen alle Marokkaanse ambtenaren uit de Rif weggestuurd.

De oom van Sellam Amezian, Muhand Amezian vertelde dat een half jaar lang geen Marokkaanse soldaat te zien was in de Rif, maar andere bronnen spreken van 3 maanden. De Marokkaanse overheid was in de veronderstelling dat als zij niet aanwezig is de Rif dan de Riffijnen onderling in conflict zouden geraken, maar het tegenovergesteld gebeurde. Het verbaasde de overheid dat het zo rustig bleef in de Rif, dat de mensen elkaar niet vermoordden en dat de Riffijnen zichzelf bestuurden. Dat maakte hun zo bezorgd dat er wordt besloten om met een grote militaire macht in de Rif in te grijpen.

De New York Times bericht op 28 oktober 1958 dat Marokko de Rif tot militair gebied verklaarde, en wel de driehoek Al Hoceima, Nador en Aknoul, omdat de Riffijnen protesteerden tegen onderdrukking en tegen de bejegening door Marokkaanse functionarissen in de Rif.
Op 18 november 1958 hield het leger een militaire parade in Tétouan. De New York Times van 17 november 1958 schrijft dat “de koning Tétouan koos als de plaats voor de jaarlijkse militaire parade” die oorspronkelijk gepland was in de zuidelijke stad Marrakech. De parade van bijna de helft van de strijdkrachten zou niet alleen maar eenvoudig machtsvertoon zijn. De parade werd beschouwd als een excuus om het leger discreet naar het noorden van Marokko te brengen”.
Ruim driekwart van de manschappen van de FAR werd naar de Rif gestuurd. Aan het hoofd van deze grote legermacht stond kroonprins Hassan (1929–1999) die de functie van de chef-staf van het leger bekleedde. Ook zijn jongere broer Abdellah Al Alaoui (1935–1983) is destijds naar Rif afgereisd om de ‘show’ van dichtbij mee te maken.

Marokkaanse regering, Rabat, december 1958, Foto: Jacques Belin / Getty Images

Vervolgens is er een verschrikkelijk bloedbad aangericht: zware oorlogsmachines zoals tanks en vliegtuigen werden ingezet tegen weerloze mensen in de Rif. Er zijn berichten over het gebruik van napalmbommen. Slachtoffers getuigen van massale verkrachtingen van zowel mannen als vrouwen, de buiken van de Riffijnse zwangere vrouwen werden door Marokkaanse soldaten opengereten die gokten op of de foetus een jongen of meisje was, de oogst werd gestolen of in brand gestoken.

De regio Al Hoceima is in die tijd tot militair gebied verklaard door middel van een decreet, die tot op heden in werking is. Het aantal slachtoffers ligt volgens academici tussen 8 en 10 duizend doden, activisten spreken van meer dan 20.000 doden.
Voordat de militaire acties in de Rif in gang gezet werden, werd er een regering samengesteld uit leden van de Istiqlal partij, als een soort genoegdoening voor het feit dat hun kantoren in de Rif in brand waren gestoken.
De Istiqlal was het instrument en het paleis is de opdrachtgever. Dat bleek uit een toespraak van koning Hassan II in januari 1984, waarin hij de Riffijnen die Hassan II nog niet kennen oproept om de geschiedenis nog eens te lezen en vooral te letten op wat prins Hassan in 1958/59 in de Rif heeft gedaan, met andere woorden: “Ik heb de Riffijnen gestraft in 1958/1959 en als jullie weer jullie rechten opeisen zal ik weer hetzelfde doen.”

Abdelkrim el Khattabi vroeg koning Mohammed V, tijdens een bezoek in 1960, wat het Marokkaanse leger aangericht heeft in de Rif. Mohammed V antwoordde dat de Riffijnen niet in opstand tegen hun koning hadden moeten komen. Abdelkrim antwoordde dat dat niet het geval was, de Riffijnen waren in opstand gekomen tegen de Spaanse en Franse bezettingslegers in de Rif. Waarop Mohammed V eraan toevoegde “ik beloof je dat binnen drie jaar vanaf nu, er geen buitenlandse soldaten meer in de Rif zullen zijn.

Links: Mohammed V, rechts Abdelkrim el Khattabi. Foto: Internet

Er zijn bewijzen die het tegendeel bewijzen, bijvoorbeeld dat Abdelkrim el Khattabi een brief stuurde aan Mohamed Hassan Ouazzani (1910–1978) op 27 juli 1960, waarin hij meedeelt dat vliegtuigen met Franse piloten, destijds had Marokko nog geen oorlogsvliegtuigen, dorpen en markten in de Rif aanvielen, in deze brief geeft Abdelkrim el Khattabi in detail weer hoeveel mensen ontvoerd zijn, hoeveel vrouwen zijn vermoord en andere informatie over de slachtoffers van Marokkaanse militaire operaties in de Rif.

Mahjoubi Aherdan ontkent de repressie van Riffijnen en spreekt van ordeherstel in de Rif. Maar een paar weken voor de opstand verklaart hij tegenover het AFP dat Marokko’s onafhankelijkheid te danken is aan de Riffijnen, dat is op zijn zachtst gezegd dubbelzinnig.

De winnaars van deze opstand zijn Frankrijk en het koninklijk paleis, de Riffijnen hebben het betaald met hun bloed, de Istiqlal kwam ook als verliezer uit de strijd al speelde deze een dubieuze rol.

De eerste strijd die het Marokkaanse leger voerde was tegen de Riffijnen. Het paleis en de Istiqlal hadden destijds het plan een autoweg aan te leggen die ze eenheid noemden, een weg die de Rif met Marokko zou verenigen. Als Marokko en de Rif één waren waarom kreeg deze weg dan deze naam?
Muhend, een oom van Sellam Amezian geeft te kennen dat toen Spanje de Rif had overgedragen aan Marokko, er overleg werd gevoerd over de autonomie van de Rif onder Spaanse bestuur, en dat is ook logisch voor een land dat bezet wordt.
Er zijn zaken die nog onderzocht moeten worden zoals: wat betekende de elite voor Abdelkrim el Khattabi? En waarom stuurde hij alleen wapens naar de Riffijnen?

Met de onafhankelijkheid van Marokko in 1956 begint de Marokkaanse kolonisatie van de Rif.

Link naar de video in Tarift:

Bronnen:
1) Mustafa Aarab, De vergeten geschiedenis van het Marokkaanse Rif (2009)
2) Germain Ayache, La guerre du Rif (1981)
3) Vincent Courcelle-Labrousse, La guerre du Rif (2008)
4) Ignace Dalle, Les trois rois: la monarchie marocaine, de l’indépendance à nos jours (2004)
5) La mémoire d’un roi. Hassan II, (entretiens avec Eric Laurent) (1993)
6) Remy Leveau, Le Fellah marocain: défenseur du trône (1985)
7) Maâti Monjib, La monarchie marocaine et la lutte pour le pouvoir (1992)
8) Gilles Perrault, Notre ami le roi (1990)
9) John Waterbury, Le commandeur des croyants: la monarchie Marocaine et son élite (1975) / John Waterbury, The Commander of the Faithful: the Moroccan political elite — a study in segmented politic (1970)
10) Onderzoek van Ahmed Zahid, ‘Intifadat al rif 1958 / 1959 al dakira wa al tarikh’ (2005)

Meer over dit onderwerp:

Videocompilatie over Marokkaans leger [FR/NL]

Getuigenis van een slachtoffer van misdaden van het Marokkaanse regime in de Rif [AR/NL]

Franse leger beschiet de Riffijnen met zware wapens

Getuigenis van een piloot over bombarderen van Rif [AR/NL]

Documentaire over de opstand van 1958 / 1959 [RIF/EN]

Toespraak van koning Hassan II, januari 1984 [AR/NL]

--

--

Amazigh Informatie Centrum

Amazigh Informatie Centrum (AIC) houdt zich bezig met het vertalen van items oa over de Rif (Marokko). Onderwerpen oa geschiedenis, cultuur en mensenrechten